De hulp voor jongeren met complexe problematiek is nog te vaak niet op orde. Dat stelt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in het ‘Eindrapport af- en ombouw JeugdzorgPlus’. In het rapport maakt de IGJ de totaalbalans op over de af- en ombouw van de gesloten jeugdzorg. De Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ) herkennen dat de zorg voor deze jongeren nog te vaak niet op orde is en dat er betere samenwerking nodig is. Dit ondanks de verbeteringen die plaatsvinden.

Alle betrokken partijen bij de zorg voor jeugd werken sinds 2019 actief aan de af- en ombouw van de JeugdzorgPlus. Daardoor is het aantal jongeren in deze vorm van jeugdzorg afgelopen jaren gedaald van 2.100 tot ongeveer 1.150 in 2023. Deze jongeren worden in opdracht van een rechter uit huis geplaatst, omdat ze thuis niet veilig kunnen opgroeien of zich kunnen ontwikkelen. Vaak hebben deze kinderen een stapeling van problemen, zoals psychotrauma, verslaving, hechtingsproblematiek en gedragsproblemen. Om deze jongeren beter te kunnen helpen, bouwt de jeugdzorg kleinschalige zorgvormen en andere alternatieven op.

Systeem werkt samenwerking tegen

De IGJ constateert dat de jeugdzorginstellingen verbeteringen hebben doorgevoerd, maar alleen op die vlakken waar ze zelf invloed op hadden. Zo zijn interne wachtlijsten teruggebracht en worden er minder vrijheidsbeperkende maatregelen ingezet, zoals het vastpakken van jongeren. Maar bij de samenwerking met ketenpartners loopt het volgens de IGJ spaak. Mirjam van den Nieuwenhuijzen, bestuurder bij Jeugdzorg Nederland, ziet hetzelfde: “Het systeem staat samenwerking en daarmee vooruitgang in de weg. Zo is er enorme versnippering. Gemeenten hebben verschillende visies, beleid en budgetten voor jeugdzorg. En ze kopen jeugdzorg in pakketjes in. Zo krijgt een jongere bijvoorbeeld wel hulp voor zijn verslaving, maar gebeurt er ondertussen niks met psychische- of gedragsproblemen die hem in de weg staan. Dat is een gemiste kans. Zeker wanneer je je realiseert dat de meeste JeugdzorgPlus instellingen wel in staat zijn om integrale zorg te bieden en dat ook graag willen.”

Van Nieuwenhuijzen herkent dezelfde versnippering waar het gaat om de uitstroom van jongeren uit de JeugdzorgPlus: “Het vinden van een vervolgplek voor een jongere is erg ingewikkeld. We willen de uitstroom uit de JeugdzorgPlus bevorderen en voorkomen dat jongeren niet langer in de gesloten jeugdzorg blijven zitten dan nodig. Dat kan echter niet zonder betere samenwerking in de keten.”

Afbouw is geen besparingspost

Om de zorg voor kinderen te verbeteren is volgens Van den Nieuwenhuijzen meer landelijke regie nodig: “Gemeenten moeten geholpen worden door landelijke afspraken. Over het samen inkopen van specialistische zorg bijvoorbeeld. Maar ook over wat een eerlijke vergoeding is voor jeugdzorg. Te veel jeugdzorginstellingen werken nu voor een niet kostendekkend tarief. En ze moeten ook nog eens met alle gemeenten waarin zij zorg bieden afzonderlijk contractafspraken maken. Dit is weggegooide tijd en geld.” Daarbij benadrukt Van den Nieuwenhuijzen dat het afbouwen van  JeugdzorgPlus niet als besparingspost mag worden gezien. “We kunnen zeggen dat we de JeugdzorgPlus willen afbouwen, maar dat neemt de problemen van de jongeren niet weg. Wil je die beter helpen, moeten we daar kleinschaliger zorg tegenover zetten met meer begeleiding. En moeten we de ruimte hebben om te kunnen innoveren. Dit vraagt om te investeren in de opbouw van passende zorg voor deze jongeren.”

Brede visie op jeugd nodig

Zelfs met alle goede intenties en doorvoering van beoogde plannen en maatregelen doen steeds meer jongeren een beroep op de jeugdzorg. Van den Nieuwenhuijzen: “Het stelsel leunt nu te veel op jeugdzorg. We gaan er vanuit dat als een kind of gezin vastloopt het kind met problemen in de jeugdzorg wel ‘gerepareerd’ kan worden. Dat moeten we als samenleving anders willen. De beste plek voor een kind om op te groeien is in de basis thuis. Daarom zeggen wij: ondersteun kinderen en ouders veel eerder bij de problemen die zij hebben of voorkom die problemen. Laat kleine strubbelingen niet sudderen of escaleren. Help gezinnen vroeg en snel bij de problemen die ze tegenkomen en je voorkomt dat het uitmondt in een situatie waarin er gezinnen ontsporen. En er door de overheid ingegrepen moet worden.”

Aan de basis van dit vraagstuk ligt de vraag hoe wij in Nederland willen, en ervoor kunnen zorgen, dat onze kinderen veilig opgroeien en ontwikkelen. Daarvoor moeten we weten wat hen bezighoudt. Waar ze tegen aan lopen. Wat goed gaat en niet. En waar ze hulp nodig hebben. Als Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd pleiten we dan ook voor een brede visie op jeugd op basis waarvan beleid in de breedte kan worden ontwikkeld zodat we passende, integrale ondersteuning aan jongeren steeds beter kunnen vormgeven.

Lees het eindrapport van de IGJ hier terug.