JeugdzorgPlus, gesloten jeugdzorg, bestaat nog niet zo lang in Nederland (Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, 2019). In dit artikel kijken we terug en vooruit: wat waren de uitgangspunten bij de ontwikkeling van de JeugdzorgPlus? Wat is daarvan gelukt? En wat staat ons nu te doen als we willen doorontwikkelen naar liefdevolle hulp voor kinderen die eigenlijk geen hulp willen?

Het ontstaan van JeugdzorgPlus
Het doel van de JeugdzorgPlus is om middels een gedwongen, gesloten opname een dusdanige gedragsverandering te bewerkstelligen dat deze kinderen weer kunnen participeren in de samenleving (Tweede kamer der Staten Generaal, 2012/2013).

Tussen 2001 en 2008 werden kinderen in jeugdgevangenissen (JJI’s) samen geplaatst. Hierdoor verbleven in de JJI’s zowel kinderen met een strafrechtelijke titel, als kinderen met een civielrechtelijke titel. Met andere woorden: ook kwetsbare kinderen zonder strafblad, die beschermd moesten worden tegen zichzelf of tegen onveiligheid in de buitenwereld, werden in jeugdgevangenissen geplaatst. Vanaf 2004 ontstond er onvrede over deze samenplaatsingen waarbij de aandacht uitging naar de civielrechtelijk geplaatste kinderen. Intersectorale samenwerking tussen de jeugd-ggz, de lvg-instellingen, en de justitiële jeugdinrichtingen werd als eis gesteld om JeugdzorgPlus te mogen bieden (Boendermaker, 2008).

Wat was de opdracht van de JeugdzorgPlus?

JeugdzorgPlus kreeg als opdracht kinderen met ernstige gedragsproblemen en hun gezinnen te behandelen. Kinderen die in hun ontwikkeling bedreigd worden en die niet bereikbaar zijn voor lichtere vormen van hulpverlening en die zonder behandeling een risico voor zichzelf of hun omgeving vormen. Het doel van de JeugdzorgPlus is om middels een gedwongen, gesloten opname een dusdanige gedragsverandering te bewerkstelligen dat deze kinderen weer kunnen participeren in de samenleving (Tweede kamer der Staten Generaal, 2012/2013).

Ontwikkeling van de JeugdzorgPlus

In de beginjaren leek de manier van werken in de JeugdzorgPlus op de manier van werken in de JJI’s. De JeugdzorgPlus was gericht op het vermijden van risico’s, net als dat in de JJI’s gebeurde. Tegelijkertijd had de JeugdzorgPlus de opdracht om te behandelen. In verschillende JeugdzorgPlus-instellingen werden individuele en systeembehandelingen ingevoerd. De instellingen waren voornemens een goede hulpvorm en goede kwaliteit te bieden.

In 2008 stelden ze gezamenlijk een Streefbeeld op dat als doel had om uiteindelijk overal de topzorg te bieden die deze moeilijke doelgroep nodig had. Hierin werden doelen en resultaten voor de periode van 2008 tot 2012 benoemd, zoals de aansluiting met de reguliere jeugdzorg, het onderwijs en andere sectoren, zoals de LVG en de jeugd-GGZ (Ordina, 2008). Ook hielden de veertien instellingen zich aan het in 2008 landelijk vastgestelde kwaliteitskader. Dit kwaliteitskader werd in 2019 vernieuwd onder andere naar aanleiding van de invoering van de Jeugdwet en de invoering van het geïntegreerde dagprogramma van onderwijs en zorg in de JeugdzorgPlus-instellingen (Jeugdzorg Nederland, 2008; Jeugdzorg Nederland, 2019). Uiteraard werden de JeugdzorgPlus-instellingen getoetst door de Inspectie, zodat er ook extern toezicht was op de kwaliteit.
Deze kwaliteits-, toetsings- en onderzoekskaders zouden doen vermoeden dat er veertien gelijksoortige instellingen ontstonden.

Dit bleek echter niet het geval. Onder invloed van o.a. geografische verschillen, verschillende financiële uitgangsposities, samenwerkingsrelaties met andere aanbieders, verschillen in cultuur, verschillende visies – ontwikkelden zich veertien verschillende JeugdzorgPlus-instellingen. De marktwerking, en de verschillende visies vanuit gemeenten op de JeugdzorgPlus vanaf 2015, vergrootte de verschillen tussen de JeugdzorgPlus-instellingen.

Onderzoek van het Verweij- Jonker Instituut (2020) toonde echter aan dat het goed ging met de meeste kinderen die opgenomen waren geweest in de eerste vijf jaar dat de JeugdzorgPlus bestond, maar dat dit niet te danken was aan de hulp die zij daar hadden kregen.
JeugdzorgPlus en haar imago

Verschillende JeugdzorgPlus-instellingen leken mooie stappen te maken in het bieden van gesloten behandeling en onderwijs aan kinderen. Desondanks kwam de sector als geheel de afgelopen jaren veelvuldig op negatieve wijze in het nieuws.

Onderzoek van het Verweij- Jonker Instituut (2020) toonde echter aan dat het goed ging met de meeste kinderen die opgenomen waren geweest in de eerste vijf jaar dat de JeugdzorgPlus bestond, maar dat dit niet te danken was aan de hulp die zij daar hadden kregen. Zij voelen zich vaak niet gehoord, soms weggestopt en sommigen hadden geen idee waarom ze in een instelling van JeugdzorgPlus waren geplaatst.

StroomOPwaarts werken bij kinderen met complexe meervoudige problemen

Gesterkt door de negatieve publieke opinie en wetenschappelijk onderzoek schreven inhoudelijke professionals in 2019 het plan “De best passende zorg voor kwetsbare kinderen”. Hierin wordt aangegeven dat problemen in de JeugdzorgPlus niet opgelost kunnen worden door de JeugdzorgPlus alleen. Het vraagt verandering van professionals in het hele jeugdveld, zodat voorkomen kan worden dat kinderen complexe meervoudige problemen ontwikkelen. Dit plan wordt gedragen door een brede coalitie bestaande uit instellingen voor gespecialiseerde zorg aan jeugdigen, gemeenten, het ministerie van VWS, wetenschappers, professionals en ervaringsdeskundigen.

Welk probleem speelt er in en om de JeugdzorgPlus-instellingen?
Er is een groeiend inzicht dat een langdurig verblijf in een (gesloten) residentiële jeugdinstelling niet goed is voor kinderen.

Er is een groeiend inzicht dat een langdurig verblijf in een (gesloten) residentiële jeugdinstelling niet goed is voor kinderen. Gebaseerd op het actieplan ‘De best passende zorg voor kwetsbare kinderen’ (Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd, 2019), proefschriften van Maria de Jong-de Kruiff (2019) en Sophie de Valk (2019) en eigen ervaringen zetten wij hieronder de concrete belemmeringen in de voorwaarden om tot behandeling te komen in de huidige JeugdzorgPlus op een rij:

  • kinderen zitten met teveel andere kwetsbare kinderen in een groep (8 tot 12 kinderen), waardoor de veelheid aan onderlinge interacties regelmatig leidt tot drukte en angst, en de mogelijkheid tot zorg-op-maat beperkt blijft
  • sommige kinderen worden te ver weg geplaatst van hun sociale netwerk waardoor samenwerking met leden van dit netwerk moeilijk of zelfs onmogelijk wordt
  • de JeugdzorgPlus heeft door het afgesloten karakter weinig binding met de samenleving, en de samenleving heeft weinig binding met het kinderen die er opgenomen zijn
  • er zijn weinig passende plekken waar deze kinderen na hun opname in de JeugdzorgPlus kunnen wonen of verder behandeld kunnen worden
  • een deel van deze kinderen heeft langdurig een woonvorm nodig, maar wordt bij gebrek daaraan vanuit de Jeugdzorg-Plus doorgeplaatst naar achtereenvolgende open behandelgroepen, met veel overplaatsingen tot gevolg
  • onderwijs in de JeugdzorgPlus-instelling is moeilijk te organiseren op een niveau dat het kind ten goede komt
  • plaatsbekostiging van onderwijs voor kinderen die opgenomen worden in de JeugdzorgPlus stimuleert niet om kinderen op hun school van herkomst te houden, waardoor de onderwijsloopbaan van kinderen onnodig onderbroken wordt
  • doordat kinderen regelmatig geen diploma meer kunnen halen, omdat hun eerdere schooluitval te lang heeft geduurd, zijn kinderen minder gemotiveerd om onderwijs te volgen tijdens de opname in de JeugdzorgPlus
  • er wordt te weinig ruimte genomen voor reflectie door het personeel o.a. door werkdruk en snelle personeelswisselingen, terwijl reflectie een essentieel onderdeel is van goed hulpverlenerschap en nodig is om samen te kunnen leren
  • JeugdzorgPlus wordt vanuit de samenleving, maar ook vanuit verwijzers, ouders en politiek, gezien als een eenvoudige oplossing, een “quick fix”(heropvoeden en beter maken), terwijl het hier complexe vraagstukken betreft; de verwachtingen waar de JeugdzorgPlus mee te maken krijgt zijn binnen de gegeven omstandigheden niet reëel
  • Een afweging of de JeugdzorgPlus voor dit kind doelmatig is wordt door plaatsers, Onafhankelijk GZ-psychologen die de Instemmingsverklaring afgeven en kinderrechters lang niet altijd gemaakt
  • de tarieven voorzien niet in marges voor intervisie, research en development en het marktdenken werkt samenwerking en kennisdeling niet in de hand (Dresen et al, 2017)
  • medewerkers met kennis en ervaring in de GGZ zijn nauwelijks werkzaam binnen de JeugdzorgPlus terwijl de behandeling van psychische problemen zoals complex trauma, autisme, persoonlijkheidsstoornissen, verslaving en depressie een belangrijk onderdeel vormt van de problematiek van de opgenomen kinderen
Wie kunnen deze belemmeringen wegnemen?

Ondanks dat iedereen, iedere dag opnieuw z’n uiterste best om de zorg voor deze kinderen elke dag een beetje beter te maken, hebben we allemáál een verantwoordelijkheid om de rij met belemmerende factoren structureel kleiner te maken. Beginnend vandaag. Immers, nu we deze rij met belemmeringen kennen, kan niemand van ons meer zeggen dat het morgen niet anders moet, beter kan.

Wat kunnen we doen? Er zijn al ontwikkelingen naar kleinschalige groepen, het terugdringen van dwang en drang waaronder het stoppen met separeren, het ontwikkelen van open opnames zonder dwang speciaal voor deze doelgroep, en vormen van ambulante outreachende hulp voor deze doelgroep zodat deze kinderen thuis kunnen blijven wonen. Belangrijk is dat deze beweging versterkt en versneld wordt.

We weten dat er kinderen in de JeugdzorgPlus geplaatst worden voor wie dat niet nodig was geweest als we eerder gezamenlijk anders hadden gehandeld. We weten ook dat dit vraagt om doorzettingsvermogen, samenwerking en de wil om anders te kijken naar het bieden van ‘veiligheid’ aan een kind. En het lef om het anders te organiseren. Maar ook de moed om ‘niet weg te kijken van deze doelgroep’. Om de belemmeringen weg te nemen of op te heffen hebben we eerst meer inzicht nodig in patronen. Welke patronen maken dat het vorm geven van hulp aan kinderen met meervoudige complexe problemen zo ingewikkeld is?

Ten eerste wordt JeugdzorgPlus vaak pas ingezet als alle voorgaande hulpverlening onvoldoende gelukt is en professionals in het jeugdveld zich onmachtig voelen en niet meer weten hoe het verder moet. Feitelijk schuiven zij de jeugdige door. Bij kinderen en gezinnen met complexe problemen kan één partij alleen de problemen vaak niet verhelpen. “Dit kind past niet in ons aanbod”, wordt regelmatig gezegd. Dit kan erin resulteren dat het kind doorgeschoven wordt naar de volgende aanbieder. Steeds verder stroom-af-waarts.

Durven we dit patroon van doorschuiven te doorbreken, en in plaats daarvan het kind vast te houden en hulp van anderen erbij te vragen, zodat doorplaatsingen voorkomen worden?

Daarnaast speelt het patroon dat kinderen die in de JeugdzorgPlus terecht komen over het algemeen door de samenleving niet als kwetsbare en gekwetste kinderen uit kwetsbare en vaak hulpeloze gezinnen worden gezien, maar dat het hun eigen schuld is. Eerder worden zij gezien als kinderen die met dwang, structuur, en strenge aanpak weer op het rechte pad te krijgen zijn. Inmiddels weten hulpverleners binnen de JeugdzorgPlus, gesteund door onderzoek (De Valk, 2019), dat deze aanpak van ‘heropvoeden’ niet helpt, maar dat juist door contact, werken aan herstel, de-escaleren en goed afstemmen bij wat het kind nodig heeft verandering ontstaat.

Zijn we in staat standvastig te blijven en de samenleving keer op keer uit te leggen en mee te nemen in deze andere aanpak?

Zodra het kind in de JeugdzorgPlus terecht komt zijn er hoge verwachtingen van de mogelijkheden van de JeugdzorgPlus bij de verwijzers en de samenleving: zij zullen het nu wel even oplossen, fixen, door opsluiting, bescherming, dwang en behandeling. In de samenleving heerst immers het idee dat vrijwel iedereen, zeker kinderen, beter gemaakt kunnen worden. Het idee dat sommige beschadigingen blijvende sporen achterlaten die zich uiten in ingewikkeld gedrag, en waar het kind, ouders en de samenleving mee moeten leren omgaan, is vaak onverteerbaar.

Zijn we in staat om onder ogen te zien dat niet alle beschadigingen weg te poetsen zijn, en dat leren omgaan met beschadigingen soms het hoogst haalbare is? (Denys, 2020).

Aan het idee van deze ‘maakbaarheid’ is vervolgens ook nog een voorwaarde gekoppeld. Het patroon is dat ‘beter maken’ inpandig moet gebeuren, achter hoge muren. Tijdens het ‘beter maken’ moeten de risico’s voor kind en samenleving namelijk zo klein mogelijk gehouden worden. Het kind mag niet in gevaar komen en de samenleving mag geen last (meer) ervaren. Deze kinderen worden dus via exclusie buiten de samenleving geplaatst in gesloten instellingen waarna de JeugdzorgPlus-instelling de opgave heeft om middels voornamelijk inpandige behandeling en inpandig onderwijs het kind weer een plek in die samenleving terug te geven. Hierbij is de onterechte aanname dat de mini-maatschappij van de JeugdzorgPlus-instelling lijkt op de normale samenleving. Daarnaast wordt voorbijgegaan  aan het feit dat het kind onderdeel wil zijn van de normale samenleving, zich daar welkom wil voelen.

Durven we te erkennen dat het patroon van wegduwen van kinderen in gesloten instellingen die buiten de samenleving staan bij deze kinderen niet zal leiden tot een gevoel van ‘welkom zijn in die samenleving’?

Ook is er een patroon zichtbaar waarbij het kind geen ‘fouten’ mag maken, zodra het zich tijdens de JeugdzorgPlus opname buiten de instelling begeeft. Hierbij wordt vergeten dat een leerproces zonder fouten niet bestaat, en aan het kind iets onmogelijks wordt gevraagd. Leren gaat nu eenmaal met vallen en opstaan, dus ook als je ‘met verlof’ bent.

Durven we te accepteren, net als wij dat doen bij kinderen die zich ‘normaal’ ontwikkelen, dat deze kinderen fouten gaan maken, zonder dat het kind of de betrokken hulpverleners hier direct negatieve consequenties van ervaren?

Daarnaast zien we een patroon waarbij we ons richten op het kind. Het kind heeft problemen en dient geholpen te worden. Om het kind te helpen halen we het uit zijn natuurlijke context – zijn gezin – en gaan hem behandelen in een onnatuurlijke context, de JeugdzorgPlus. Uiteraard vindt er gezinsbehandeling in de JeugdzorgPlus plaats, maar toch zijn we het grootste deel van de tijd bezig met gedragsverandering bij het kind in een omgeving die ander gedrag oproept dan dat het kind in het gezin zou laten zien. Daarnaast laten we het gedrag van gezinsleden het grootste deel van de tijd buiten beschouwing; zij zijn immers niet in die JeugdzorgPlus-instelling aanwezig. Terwijl hun gedrag in de natuurlijke omgeving van het kind een zeer grote invloed heeft op hoe het kind zich gedraagt.

Durven we hele gezinnen te behandelen in hun natuurlijke context – het gezin, in plaats van het kind met gedragsproblemen over te dragen aan de JeugdzorgPlus en daar een relatief eenzijdige behandeling toe te passen?

Zowel het systeem van de jeugdzorg met al zijn schotten, als de maatschappelijke idealen van ‘beter maken’ zonder risico’s te lopen, zorgen ervoor dat de JeugdzorgPlus zich geconfronteerd ziet met een onmogelijke opgave: kinderen die geen vertrouwen meer hebben in hulpverlening en hulpverleners, met behulp van dwang en afgezonderd van de maatschappij binnen enkele maanden weer als gezonde kinderen laten functioneren in die maatschappij.

Terug naar de Bedoeling

Om verandering in de voornoemde patronen te bewerkstelligen, moeten we terug naar de bedoeling. De bedoeling is om kinderen met ernstige problemen in hun ontwikkeling- kinderen die niet zomaar geholpen willen worden omdat ze alle vertrouwen zijn kwijt geraakt- te helpen. Hoe kunnen we hen en hun gezinnen het best helpen? Wat gebeurt er als we erkennen dat de huidige JeugdzorgPlus-instelling, destijds logisch ontstaan als afsplitsing van de JJI, nu misschien niet meer het meest passende antwoord is voor de bedoeling? Biedt dat niet enorm veel ruimte om opnieuw te gaan onderzoeken wat de eigenlijke vraag is, en welk antwoord in het huidige tijdsgewricht passend is?

We zoeken een passend antwoord voor ‘kinderen met complexe meervoudige problemen die in hun ontwikkeling bedreigd worden en geen hulp willen’. Aan de buitenkant lijken het afwerende, boze kinderen die niks willen (vaak afkomstig uit afwerende boze gezinnen die geen hulp meer willen). Maar als we beter kijken en naar hen luisteren gaat het hier om kinderen die net als andere kinderen een stabiel en veilig thuis willen hebben, een diploma willen halen zodat ze later een eigen bestaan op kunnen bouwen, erbij willen horen en gezien willen worden. Wat zou er gebeuren als we hen juist weer middenin die samenleving zetten, in plaats van afgezonderd in een JeugdzorgPlus-instelling? Wat zou er gebeuren als we hen weer kansen bieden, in plaats van risico-mijdend te handelen?

Wat als we meebewegen met hun wens om een eigen thuis te hebben? Wat als we samen met het kind en het gezin erkennen dat de problemen niet alleen bij het kind liggen maar dat alle betrokkenen problemen hebben en geholpen moeten worden. Zouden we dan niet beter in hun eigen thuis hulp om hen heen en hun gezin heen kunnen bieden? In plaats van alleen het kind te verplaatsen naar een afgezonderde locatie, waar het zich weggestopt en niet begrepen voelt? Hulp gericht op behandeling, maar zeker ook gericht op normaliseren, erbij horen in de maatschappij, met aandacht voor veerkracht en positieve gezondheid. Hoe dat er uit kan zien? Bijvoorbeeld door traumabehandeling voor een kind maar ook voor de getraumatiseerde vader. Waarbij de sessies misschien wel thuis plaatsvinden. En tevens ondersteuning bieden bij het zoeken en volhouden van een vrije tijdsbesteding, en tijdelijk een huishoudelijke hulp ter ondersteuning van het gezin. Zouden we ondertussen het risico durven nemen om deze jongen niet te straffen voor zijn dagelijkse blowen, zolang hij wel 80% van de week naar school gaat?

Zouden we ook extra hulp kunnen toevoegen aan hun school en leerkracht, zodat ze niet meer van school naar school gestuurd hoeven te worden? Hoe dat eruit kan zien?

Wat als we meebewegen met hun wens om een diploma te halen? Zouden we ook extra hulp kunnen toevoegen aan hun school en leerkracht, zodat ze niet meer van school naar school gestuurd hoeven te worden? Hoe dat eruit kan zien? Regelmatige uitleg aan de docenten over trauma-sensitief onderwijs, hulp voor het kind thuis bij het maken van huiswerk? Misschien wel het brengen van het kind naar school, zodat hij er ook aankomt.

Wat als we met moed en lef écht andere ambulante hulp en ondersteuning in zetten? Wat als we leren erkennen dat verandering bij een kind en een gezin tijd kost, veel tijd? Wat als we leren onze eigen onmacht (“Help, ik kan het niet direct oplossen, straks ben ik verantwoordelijk”) erkennen en deze samen met andere hulpverleners leren delen, en soms ook leren verdragen?

En een gesloten opname? Bestaat die dan niet meer? Mogelijk wel. Maar die wordt dan alleen ingezet als verwacht wordt dat in een heel korte tijd (we denken eerder in weken dan in maanden) een behoorlijk succes bewerkstelligd kan worden die het best middels een opname gerealiseerd kan worden. Vergelijk het met een ziekenhuis. Soms moet je voor een operatie kortdurend naar een ziekenhuis. Maar een ziekenhuis is nooit je woonplek omdat je geen andere woonplek hebt.

Natuurlijk zullen er kinderen zijn die even niet of misschien zelfs nooit meer thuis kunnen wonen. Maar het zullen er veel minder zijn dan nu. En ook voor hen blijft gelden dat zij een eigen thuis willen, waar ze niet weggestuurd worden, en waar ze zich kunnen binden. Dus laten we hen dat dan ook geven, een nieuw thuis waar ze mogen blijven wonen, hoe ingewikkeld hun gedrag ook is. Zodat de carrousel van steeds meer beschadigende doorplaatsingen stopt. Een eigen nieuw thuis, huiselijk, gezinsgericht, midden in de maatschappij, zodat inclusie ontstaat. Indien wenselijk dichtbij hun gezin van herkomst, zodat ouders onderdeel van het dagelijks leven van hun kind kunnen blijven, zodat het kind
zijn eigen school kan blijven bezoeken. Het liefst een pleeggezin of gezinshuis. Maar als dat niet kan een kleinschalige groep. Maximaal 4 kinderen, liever minder. En ook daar moet weer ambulante hulp aan toegevoegd kunnen worden als dat nodig is.

Ook daar wordt heel veel moed, lef en creativiteit gevraagd van begeleiders want de kinderen hebben een zware bagage en hun gedrag kan daardoor ver afwijken van wat normaal en wenselijk gevonden wordt. Als het te ingewikkeld wordt, dan wordt er expertise bij geroepen, snel en zonder bureaucratische en financiële drempels. Want het uitgangspunt blijft: we plaatsen een kind niet over.

Kurtz en Snowden (2003) beschrijven verandering in complexe systemen. Het vraagstuk waar de JeugdzorgPlus zich voor gesteld ziet valt in de categorie van complexe systemen. De zorg voor kinderen met complexe meervoudige problemen, waar de JeugdzorgPlus een onderdeel van uitmaakt, is als systeem ook een complex systeem. Complexe systemen zijn niet netjes geordend. Bij complexe systemen zijn veel spelers en factoren betrokken die elkaar voortdurend beïnvloeden. Zowel in woorden als in daden. Denk aan kinderen, ouders, gezinsvoogden, hulpverleners voorafgaand aan de JeugdzorgPlus, onderwijs, politie, gemeenten, VWS, de samenleving, de media, etc.

Complexe systemen zijn uniek. Oorzaak en gevolg zijn pas achteraf te herleiden en gebeuren zelden precies zo nog een keer. Doordat betrokkenen hun gedrag voortdurend aanpassen verandert de werkelijkheid continu. Net als je denkt dat je het snapt, is de situatie alweer gewijzigd. Als je effectief wilt handelen in een complex systeem vraagt dit om richting: terug naar de bedoeling. De bedoeling is: aan kinderen die weerstand vertonen tegen deze hulp en hun gezinnen met meervoudige complexe problemen passende hulp bieden.


Wat vraagt deze beweging nog meer, en van wie?

Deze beweging vraagt om passend StroomOPwaarts leiderschap. Leiderschap dat zich richt op inclusie en werken vanuit de bedoeling. Met leiders die de inhoud kennen en van daaruit weten wat er nodig is. Leiders die mensen meenemen in deze beweging en een hitteschild kunnen zijn voor medewerkers op het moment dat er kritiek wordt geuit door mensen die aan de zijlijn staan. Leiders die leren van fouten en zich kwetsbaar op durven stellen.

Het werken met ingewikkelde kinderen en (gezins)systemen vraagt ook reflectie en intervisie van medewerkers om te kunnen verdragen en vertragen. Regelmatig intervisie hebben om te kunnen reflecteren over de ervaren onmacht, de complexiteit van de hulpvragen en gevraagde samenwerking met andere partijen.

Deze beweging vraagt om passend StroomOPwaarts leiderschap. Leiderschap dat zich richt op inclusie en werken vanuit de bedoeling.

Deze beweging vraagt ook moed, lef en creativiteit om vol te houden, om patronen te kunnen doorbreken van doorplaatsen en crisisopnames, om uit de pas te lopen en tot andere oplossingen te komen, om ook op te durven komen voor een inclusieve samenleving daar waar dit nog geen vanzelfsprekendheid is.

Deze beweging vraagt om het werken met ervaringsdeskundigheid en deze benutten om tot betere zorg te komen. Ervaringsdeskundigheid in de breedte van het woord: ervaringen van kinderen en hun ouders, en ervaringen van professionals. Deze beweging vereist dat we gebruik kunnen maken van data waarmee we de activiteiten kunnen monitoren en de hulpverlening effectiever en efficiënter kunnen maken

We willen naar een lerend jeugdhulpstelsel toe waarin persoonlijk leiderschap getoond wordt door professionals die gaan voor de best passende zorg voor kinderen en gezinnen.

Er is politieke wil nodig de hulp aan kinderen met complexe problemen en hun gezinnen, werkelijk te transformeren. Het vraagt een duurzaam en samenhangend beleid vanuit het Rijk en de gemeenten.

We zijn in Nederland bezig met een transformatie van de jeugdhulp waarbij we stroomopwaarts eerder in het leven van kinderen en gezinnen de best passende hulp willen bieden. We willen naar een lerend jeugdhulpstelsel toe waarin persoonlijk leiderschap getoond wordt door professionals die gaan voor de best passende zorg voor kinderen en gezinnen. Daarbij moeten we erkennen dat het anders moet dan nu en dat we geen moment meer kunnen wachten. Het is ons aller verantwoordelijkheid om de moed te tonen om belemmerende patronen te doorbreken, en de kinderen de toekomst te geven waar ze recht op hebben. Niet overmorgen, niet morgen, maar nu!

Door: Frederique Coelman (directeur zorg en klinisch psycholoog, Levvel) en Suzan Terweij (hoofd behandeling en gz-psycholoog Parlan Jeugdhulp)

Literatuur

Boendermaker, L. (2008). JeugdzorgPlus – drang en dwang in de jeugdzorg. In Jeugd en Co Kennis volume 2, pag 8–20(2008). DOI:10.1007/BF03087442
Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd. (2019). Plan Beste passende zorg voor kwetsbare kinderen.
De Jongh – de Kruijf, M. P. (2019). Legitimiteit en rechtswaarborgen bij gesloten plaatsingen van kinderen. Uitgeverij Boom.
Denys, D. (2020). Het tekort van het teveel. De paradox van de mentale zorg. Uitgever: Nijgh & van Ditmar
De Valk, S. M. (2019). Under Pressure. Repression in Residential Youth Care.
Jeugdzorg Nederland. (2008). Kwaliteitskader Gesloten Jeugdzorg.
Jeugdzorg Nederland. (2019). Kwaliteitskader-JeugdzorgPlus-2.0
Jeugdzorg Nederland. (2021). JeugdzorgPlus.
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport.(2019). Actieprogramma Zorg voor de Jeugd.
Tweede kamer der Staten Generaal. (2012/2013). Kamerstukken II 2012/2013, 33684, 3 (MvT), p.54.
Kurtz, C.F. & Snowden, D.J. (2003). The new Dynamics of strategy: sense making in a complex and complicated world. IEEE Engineering Management Review 31(4):110- 110. DOI:10.1109/EMR.2003.24944
Ordina (2008). Streefbeeld JeugdzorgPlus. Utrecht, Ordina.
Verweij Jonker Instituut (2020). Hoe gaat het nu met de jongeren uit de JeugdzorgPlus?